
Het is een beeld dat de verschrikkingen van de oorlog samenvat, maar tegelijk iets onvoorstelbaar teder uitstraalt. In een zwaar beschadigd ziekenhuis in Charkiv houdt de gewonde Oleksandr voor het eerst zijn pasgeboren dochtertje, Liza, in de armen. Zijn vrouw, Kateryna, kwam om toen een Russische raket hun flatgebouw trof.
Op 12 september leek hun toekomst nog vol hoop. Ze hadden net de babykamer geschilderd, het kleine bedje stond klaar. Maar één explosie maakte een einde aan die dromen. Kateryna werd zwaargewond afgevoerd naar het ziekenhuis, waar artsen haar nog probeerden te redden. Via een spoedkeizersnede brachten ze Liza ter wereld — drie weken te vroeg, maar levend. Kateryna overleed enkele uren later.
Oleksandr, zelf zwaar gewond aan zijn benen, wist aanvankelijk niet dat hij vader was geworden. Pas dagen later, toen hij bij bewustzijn kwam, vertelde een verpleegster hem dat zijn dochter nog leefde. “Ik kon niet huilen,” zegt hij zacht. “Ik dacht alleen: ik moet blijven leven voor haar.”
Vorige week mocht hij haar eindelijk zien. Een verpleger plaatste de kleine Liza voorzichtig op zijn borst. In de kamer klonk enkel het piepen van machines, en toch voelde het alsof de wereld even stilstond.
“Ze is alles wat ik nog heb,” fluistert Oleksandr. “Haar lach is mijn reden om door te gaan.”
De oorlog heeft hem alles ontnomen — zijn huis, zijn vrouw, zijn verleden — maar in zijn armen ligt de toekomst.