
Sliman Abu Amara, een 51-jarige Palestijnse Amsterdammer en directeur bedrijfsontwikkeling bij een accountantskantoor, deelt zijn persoonlijke ervaringen met het geweld in Gaza en de Westelijke Jordaanoever. In de afgelopen twee weken zijn er negen familieleden van hem omgekomen, wat het totaal op 29 brengt. Een neef stuurde hem foto’s en verhalen, waaronder die van een kind dat stierf tijdens de voedselverdeling, waar Israëlische sluipschutters mensen – ook kinderen – onder vuur nemen.
Abu Amara worstelt met het nadenken over het nieuws en voelt zich gevangen tussen rouw en angst voor verdere escalatie. Hij wordt achtervolgd door nachtmerries waarin hij het lot van zijn geliefden in Gaza ziet: honger, machteloosheid en dehumanisering in wat hij beschrijft als bijna concentratiekampachtige omstandigheden. Gaza, dat ongeveer twee keer zo groot is als Texel, is overbevolkt en raakt in een kritieke hongersnood. Abu Amara spreekt over etnische zuivering en migratieplannen die erop gericht zijn de Palestijnen te verdrijven naar derde landen.
Hij communiceert regelmatig met zijn neef Abdullah, een man in de zestig die ondanks de gevaarlijke situatie kilometers loopt om zijn gezin te voeden. De onzekerheid of hij ooit terugkeert, weegt zwaar. Abu Amara ervaart diepe teleurstelling over de traagheid en lichte reactie van de Nederlandse overheid, die recentelijk pas minimale maatregelen tegen Israël nam. Hij noemt dat onvoldoende en constateert een breuk met Nederland, dat hij noemt “moreel dom,” vooral in vergelijking met andere Europese landen die wel actie ondernemen, zoals het erkennen van de Palestijnse staat en het leveren van hulp aan Gaza.
Abu Amara benadrukt dat de huidige situatie een genocide is die door media en politiek wordt ontkend, wat volgens hem de deur opent voor voortdurende geweldpleging tegen Palestijnen. Zijn getuigenis vormt een indringend inzicht in de persoonlijke impact van het conflict en de roep om krachtiger internationale interventie.