
Giorgio Armani heeft in zijn testament laten opnemen dat zijn modehuis aan een luxebedrijf moet worden verkocht. De onlangs overleden Italiaanse modeontwerper wilde dat het door hemzelf opgerichte concern na zijn dood onderdeel zou worden van een grotere groep.
Het testament is vrijdag openbaar gemaakt. Daarin staat dat de Armani Foundation, de stichting die de modegroep beheert, binnen anderhalf jaar een eerste belang van 15 procent van het modehuis moet verkopen aan Louis Vuitton-moederbedrijf LVMH, brillenconcern EssilorLuxottica, cosmeticabedrijf L’Oréal of een bedrijf van vergelijkbare omvang.
In de jaren erna moet nog eens 30 tot 55 procent van het bedrijf worden verkocht aan dezelfde partij, wat de weg vrijmaakt voor een volledige overname van Armani. Een beursgang is een andere optie die de overleden ontwerper in zijn testament noemt.
De overleden Armani heeft zijn familiebedrijf nagelaten aan zijn stichting, familieleden en partner Leo Dell’Orco. Dell’Orco was zijn rechterhand en zal voorlopig een sleutelrol vervullen. De erfgenamen gaan nu beslissen wie het grootste deel van het modehuis mag overnemen.
Armani hield zijn bedrijf onafhankelijk, ondanks de golf aan fusies en overnames die de mode-industrie de afgelopen jaren ingrijpend hebben veranderd. In een zeldzaam interview gaf hij vorig jaar aan wel open te staan voor een fusie of beursgang als hij het bedrijf zou verlaten.
Zijn overlijden komt op een moeilijk moment voor de luxegoederenindustrie, die te kampen heeft met Amerikaanse handelstarieven en een zwakkere vraag naar luxegoederen in China.