
„We hebben de vrijheid niet gekend, zoals je in Nederland heerlijke feesten hebt gehad.” Het is tachtig jaar geleden dat Freek Pino (93) uit Wassenaar samen met duizenden anderen werd bevrijd in Nederlands-Indië. Het nieuws kwam echter pas laat door in het jappenkamp waar hij gevangen zat. Het was een vreselijke tijd.
„Oorlog kun je alleen maar zien in films, maar je ruikt het niet en je hoort het niet. En dat is het moeilijke. Daarom zijn er zo weinig verhalen verteld: je weet niet hoe je dat deel over kunt brengen. De stank van wc’s, de stank van angst”, zegt Pino vanaf zijn bank in Wassenaar.
De man is zichtbaar ontdaan terwijl hij vertelt over de periode dat hij gevangen zat in een kamp van de Japanners, die tussen 1942 en 1945 het voormalige Nederlands-Indië bezetten.
„Er is niets ergers dan oorlog. Het is verschrikkelijk.”
Van kamp naar kamp
Pino zelf is 9 jaar oud als zijn jeugd ruw wordt verstoord door de inval van de Japanners. Al snel wordt hij opgepakt, net als veel Nederlanders, andere Europeanen en de Indonesiërs die hen hielpen.
Hij en zijn moeder werden bruut gescheiden van zijn vader en belandden in het eerste kamp: een overgangskamp, zoals Pino het zelf noemt, waar de hel – waar jappenkampen om bekendstaan – nog ver weg was. „Er was geen school, geen plezier. Maar… als kind denk ik dat we daar gewoon hebben gespeeld.”
Lang duurde dit niet, want hij en zijn moeder werden al snel op transport gezet naar een ander kamp. Ze zaten daar met andere kinderen, vrouwen en oude mannen. Hier was de situatie een stuk heftiger en al snel werden ook hij en zijn moeder van elkaar gescheiden.
„Het hoorde niet om mannen en vrouwen bij elkaar te hebben in één kamp. Idee van de Japanners”, zegt Pino. Zijn woorden gaan gepaard met een betekenisvolle diepe zucht, waaruit blijkt dat hij het tachtig jaar na dato nog steeds niet eens is met die beslissing. „De reden? Die weet ik niet.”
‘Ze hebben hem op een niet prettige manier doodgeslagen’
Daar zat hij dan. Nog geen 10 jaar oud, moederziel alleen in een kamp waar hij moest werken om te overleven.
„Er werd wel voor ons gezorgd. Het eten werd mondjesmaat naar binnen gebracht, wat betekende dat we altijd honger hadden.” Naar eigen zeggen maakte hij in het kamp geen heel nare dingen mee, al staat een gruwelijke daad van de Japanners hem nog altijd bij.
„Er is één keer – voor zover ik me kan herinneren – een Hollander geweest die ontsnapt was. Hij is teruggevonden, en die hebben ze op een niet prettige manier doodgeslagen”, zegt Pino, terwijl hij even wacht om het laatste deel van de zin uit te spreken.
Pino krijgt zelf ook meerdere keren een ‘pak slaag’
Het werd de jonge jongen al snel duidelijk: hij moest zich aan de regels houden als hij dit zonder al te veel kleerscheuren wilde overleven.
„Dat waren simpele regels, onder andere dat je na 19.00 uur je kamer niet meer mocht verlaten. Deed je dat toch, bijvoorbeeld om naar de wc te gaan, dan liep je de kans om een pak slaag te krijgen.”
Dat pak slaag, heeft Pino meerdere keren gehad. Niet alleen omdat hij uit zijn bed ging als dit van de Japanners niet mocht, maar ook vanwege het stelen van eten. „Maar daar ga je niet dood aan”, zegt hij.
Eén keer kwam hij er niet vanaf met een pak slaag, maar moest hij de wc’s schoonmaken. Een smerig klusje. „Ik had een kom pap die we zouden krijgen, gegapt uit een grote bak. Ze wisten natuurlijk direct wie dat gedaan had, maar ik had mijn eten binnen.”
‘Het was werken om te overleven’
Voor Pino en de andere gevangenen in het kamp zat er drie jaar lang niets anders op dan dag in dag uit hard werken op het land. „Dat was echt slavenarbeid, maar het was werken om te overleven.”
Kamp 10 te Banjoebiroe, op het Indonesische eiland Java (1945). Foto ter illustratie, Freek staat niet op deze foto.
Van de buitenwereld – en de opmars van de geallieerde legers – kreeg hij niets mee. Hij wist ook niet hoe het zijn ouders verging, zelfs niet of ze überhaupt nog in leven waren. Ook de overgave van de Japanners en daarmee het einde van de Tweede Wereldoorlog gingen aan hem voorbij. Dat nieuws hoorde hij pas dagen later.
Hoe dat komt? Direct na de overgave van Japan barstte de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd los: de Bersiap. Een periode vol geweld, waardoor het voor Nederlandse gevangenen vanwege hun veiligheid soms verstandiger was om in een kamp te blijven.
Bevrijd, maar niet zonder angst
Samen met zijn moeder, die Pino snel terugvindt, besluiten ze toch het kamp te verlaten en zijn vader te zoeken. Dat lukt wonderbaarlijk snel, maar het gezin blijft in angst leven.
Een terugkeer naar Nederland biedt uitkomst, al worden ze snel weer van elkaar gescheiden. Deze keuze maken ze vrijwillig, want zijn ouders besluiten terug te keren naar Indonesië.
Freek Pino (93) samen met zijn vrouw.
Pino blijft achter in Nederland, in een pleeggezin. Daar ontmoet hij zijn vrouw, met wie hij tot op de dag van vandaag samen is.
Een band met zijn ouders, zal hij mede door de oorlog nooit krijgen. Over de ervaringen in de kampen werd amper gesproken. Met zijn moeder sprak hij er kort na hun hereniging in Nederlands-Indië over, maar over het kampverleden van zijn vader weet hij niets. „Hij heeft daar nooit iets over gezegd.”
Freek Pino en zijn vrouw.
Het aangrijpende verhaal van Freek Pino beluister je in de podcastserie De Laatste Getuigen.