
BornemDe Antwerpse Jekka Goemans (88) heeft zaterdagavond voor de tweede keer de eindstreep van de honderd kilometer lange Dodentocht bereikt. Tot kilometer 60 ging het allemaal heel vlot, daarna was het afzien geblazen. “Op sommige plekken was het parcours uitdagend, zeker de kasseistroken hakten er hard op in”, klinkt het.
Onder luid applaus bereikte de Antwerpse Jekka Goemans zaterdag om 19.53 uur de aankomsttent op het Cardijnplein in Bornem. Daarmee is ze de oudste deelnemer van de 56ste Dodentocht die de volle honderd kilometers uitwandelde. En Jekka genoot, al heeft ze harder afgezien dan vorig jaar toen ze debuteerde.“Tot 60 kilometer ging het me heel goed af, we (Jekka wandelde deels samen met haar kinesiste Nadia Bouamoud, red.) haalden snelheden tot wel 6,5 kilometer per uur”, vertelt Jekka in de aankomsttent met haar DOTO-attest in de hand. Ze wordt terwijl geregeld aangeklampt door medewandelaars met felicitaties. “Na die 60 kilometer was het écht afzien, veel harder dan de vorig keer. Op sommige plekken was het parcours uitdagend, zeker de kasseistroken hakten er hard op in.”
Onverharde wegen zijn voor Jekka eens zo uitdagend omdat ze slechtziend is en een blindenstok nodig heeft om te stappen. Tijdens de vorige editie van de Dodentocht kwam ze zelfs ten val. Maar opgeven staat niet in het woordenboek van deze kranige Antwerpse dame. Dat heeft ze afgelopen zaterdag nog maar eens bewezen. “Ik ben te fier, wat zeg ik, te zot om op te geven”, zegt ze. “Al zat ik er heel dicht bij. Vorig jaar kreeg ik vleugels toen we de dranghekken in de Boomstraat passeerden, nu wilde ik vooral die finish halen.”
Laatste keer:Wandelaars die de eindstreep van de Dodentocht halen, zijn vaak niet verlegen van boude uitspraken. Ze willen zich morgen opnieuw inschrijven, of net het tegenovergestelde. Jekka is niet anders. “Dit was de laatste keer”, zegt de tachtiger. Maar stoppen met wandelen: daar denkt ze niet aan. “Morgen ga ik gewoon opnieuw met mijn zus wandelen op ’t eilandje. Ook daar kan ik mij soms ergeren aan de kasseien!”